Calistri 19
Terwijl Ruach de Tatzylwyrm ophaalt om aan de druïde in het noorden te laten zien ziet hij wat vliegende lichtjes aankomen. De groep verzamelt in de sneeuw, buiten de bomen bij de koetsen, en wacht. De lichten wisselen telkens van vorm - eerst lantaarns en daarna kleine lichtwezens. Bij de bosrand vliegen ze pijlsnel links en rechts de struiken in, waardoor de scene een soort kerstsfeer krijgt. Vanaf de heuvel wandelt een elk het pad af, een lichtblauw gloed over zijn hele lijf.
De Elk spreekt de groep aan, "Hallo, reizigers, wie zijn jullie?"
Ruach neemt het woord. Hij geeft aan dat hij bij de mensen hoort die hier bij de wagens gedood zijn.
De Elk kantelt zijn gewei, blaast door zijn neusgaten, en gaat door met zijn boodschap,
“Ik kom de fetisjen ophalen. Geef ze terug en vertrek.”
Dit levert wat verwarring op, want het woord is niet bij iedereen bekend. Ollie snapt het als eerste en kijkt naar Andre terwijl hij met de zak dode, gespietste kraaien zwaait. Hij loopt langzaam naar de Elk toe en maakt wat zachte geluidjes, in de hoop dat de elk vrienden wil worden. Deze heeft hier helemaal geen aandacht voor en kijkt naar de zak.
Ruach vraagt de elk waarom het hier zo koud is en hoort dat dit een bloem is – een ijsbloem. Ollie hangt de kraaien in het gewei van de Elk. Deze draait zich daarna om en loopt terug het bos in. De lichtjes in de bosrand verdwijnen daarna ook.
De groep pakt de rest van de gevonden voorwerpen in de schone koets en de wagen van de bandieten, koppelt de paarden aan de verschillende wagens en begint de reis terug naar het noorden. De Tatzylwyrm smelt vrij snel weg tot een naar ammoniak ruikende slijm en buiten het gebied van de Ice Bloom verdampt het tot alleen een vieze vlek op de grond en een nare geur aan het touw.
Na een halfuurtje passeren ze een onzichtbare grens en voelt de lucht ineens een stuk warmen aan. Ze reizen nog even door en slaan daarna kamp op. 's Nachts zijn er veel wolven te horen.
******************************************* |