Dinsdag 30 november, Jaar 16 van het bewind van Koning Markadian V, genaamd de Dappere.
's Avonds. Na de 'cholera' uitbraak en het duel is de groep saboteurs van mening dat er weer wat rust moet komen en ze beslissen zich een paar dagen koest te houden. Na zes uurtjes begint het al te jeuken – het gaat zo goed, we zijn er bijna… en de plannen die we bedenken worden steeds leuker!
Hoe gaat de Knoop precies zorgen voor een verdere vermindering van mogelijke weerstand? Lees en huiver…
Later op de dinsdagavond komt de wyvern op locatie zoals afgesproken. De groep zijn in hun imponerende gedaantes – Licère is zichzelf, Rook en Hai’A ook, terwijl Bar een volle orc naspeelt en Onyx een goblin. De wyvern komt aan met een indrukwekkende vertoning – een duikvlucht en dan keihard afremmen en veel sneeuw doen opwaaien.
“UKRIS! JAKA!” gromt het, “Praat. Nu.”
Licère legt snel het plan uit, met korte zinnen en kleine woorden. De groep is verheugd te zien dat ook de wyvern er wel zin in heeft en licht het plan toe. De wyvern zal beschermd worden met invisibility spreuken en kan ondertussen de wachters van de kantelen plukken.
“Laat hem een flink stuk vallen,” zegt Licère, “Daar worden ze lekker mals van.”
Het plan houdt in dat de groep de gevallene wachters uit zicht gaat trekken, om voor de wyvern te bewaren. “Voor later.”
Dit plan wordt ook (deels) uitgevoerd…
De groep gaat richting Balentyne en wacht op de de wyvern. Wanneer Hai’A het laag ziet aanvliegen fluit hij zacht. Onyx knippert met een bullseye lantaarn en het landt. Het beest laat zich onzichtbaar maken en vliegt omhoog terwijl de groep zich naar de afgesproken posities snelt. Licère binnen bereik van de muren voor zijn spectral hand, Onyx als sluipschutter.
De wyvern verschijnt boven de muren met een man in zijn klauwen, en de andere wachter krijgt meteen een koude hand in zijn nek. De eerste wordt geknepen en gestoken voordat hij wat kan zeggen; de tweede is dood voordat hij op zijn knieën zakt.
Wanneer het tweede paar wachters aankomen is er net genoeg licht dat Licère ze kan zien (Asmodeus is met hen). Zo te zien hebben ze het lijk gevonden. De eerste bukt en de tweede pakt zijn hoorn. De tweede krijgt een koude hand en gaat ook liggen, waarbij de eerste half rechtop gaat staan om zijn eigen hoorn te pakken. Licère geeft hem geen kans.
Een harde knal naast Onyx doet hem schrikken – de wyvern heeft een lijk mals gemaakt. Bar sleept het lijk uit zicht en de wyvern landt naast Rook en Hai’A, waar het een vleugel aanbiedt voor een nieuwe invisibility spreuk.
Deze keer zien de groep de wyvern hoog boven de toren waar hij verschijnt nadat hij zijn drakenadem loslaat op de ballista’s. Een korte gil geeft aan dat ze bemand of bewaakt… waren. De wyvern raat iets op en fladdert weg – niet echt de bedoeling maar ja, zo slim is het beest ook weer niet.
Een halve minuut later is er een zachte, gouden gloed in de buurt van de muren – Licère vermoedt dat iemand positieve energie channelt – en zijn spectral hand sneuvelt. De groep besluit om terug te trekken – ze hebben iedereen de nachtrust verpest haha. Ze nemen de kleren van de mals gemaakte wachter en gooien het lijk over de rand verderop. Daarna is het voorzichtig terug naar de Lord’s Dalliance en heerlijk slapen.
Woensdag 01 december, Jaar 16 van het bewind van Koning Markadian V, genaamd de Dappere.
De volgende ochtend zitten de dwergen nog steeds te drinken en de groep vraagt zich af of er misschien een extra zondag is toegevoegd aan de week. Het blijkt echter dat het fort in quarantaine zit en dat er niemand in/uit mag. De dwergen worden uitgedaagd mee te gaan op 'wyvernjacht' en ze spreken af samen op 'jacht' te gaan.
De groep gaat eerst langs het fort voor de 'formaliteiten' en ondertussen is Onyx wat extra voorraadspullen gaan halen. Tot zijn verbazing hangt er een extra slot aan de deur van het schuurtje. Deze blijft niet lang dicht, en binnen is er ook zichtbaar wat veranderd. Kisten zijn verplaatst en het pad naar de luik is niet meer herkenbaar. Het is nu een “gewone” rommelhok. Onyx weet uiteraard beter en staat snel weer voor het geheime luikje, alleen wanneer hij dit slot gaat openen ziet hij op het nippertje het geglim van een magische val, waarna de boel ontploft!
Gelukkig ligt Onyx al achter een kist, en wanneer hij zijn kop weer uitsteekt ziet hij een grote cirkel as om het luikje heen. “Netjes,” zegt hij, “Ik hoop dat je wat spul voor mij hebt bewaard, meneertje. Ik kom je zo weer opzoeken.” Het slot gaat open. Binnen zijn de kostbare voorwerpen weg, en de golem ook. Onyx haalt een paar waterdichte handschoenen voor zichzelf, en een tweetal afsluitbare flessen.
De groep van 16 – dwarf hunters en dwarf-hunters – marst over het harde terrein naar waar de wyvern voor het eerst door de party werd gesignaleerd.
“Hier werd het beest gesignaleerd, volgens de schapenboer.” zegt Bar.
“We moeten het lokken,” zegt Barnabus, “Wie van jullie wil even op en neer springen? Wij verstoppen ons en schieten het beest lek.”
“Ik dacht het niet,” zegt Onyx, “Maar over schapen gesproken – daar loopt er eentje. Laten we die even gebruiken.”
Hij pakt het schaapje en breekt haar poot, en daarna wikkelt hij een touw om haar nek heen. De schaap blèrt van de pijn en probeert tevergeefs weg te komen.
“Zoek even dekking.” zegt hij, en hij maakt de touw vast om een zware rots heen.
*****************************************
Tegen alle verwachting in blijkt de wyvern toch nog in de buurt te zijn. Hij laat zich lokken door het schaap, en daalt neer naast het schaapje. Hij merkt er niks van dat hij omringd is door struiken vol dwergen (met kruisbogen) – of het kan hem niets schelen. Wanneer acht pijlen van zijn huid afkaatsen lijkt de tweede optie plotseling heel aannemelijk.
Bar pakt zijn kans en “struikelt” maar zijn speer boort een gat in de grond. “Opassen lange!” buldert Fundin. Zijn boosheid verandert snel in schok wanneer Bar de speer lostrekt en hem daarmee doorboort. Licère laat zijn vorm veranderen in één van de dwergen voordat hij een grijze golf donkere energie uitzendt. De dwergen om hem heen bibberen en beven van de kou, en hij stuurt de dichtstbijzijnde naar zijn God met een ijzige greep op zijn nek.
Hai’A, verderop in een andere struik pakt een willekeurige dwerg met beide handen vast aan zijn hoofd. Met een harde draai en een TSJAK! zakt de dwerg in elkaar op de grond.
Onyx moet eerst even achteruit – de wyvern staat heel dichtbij. Hij stopt weer naast een dwerg maar deze heeft het verraad al gezien en let heel goed op. Terwijl hij zijn kruisboog laat vallen en naar zijn zwaard grijpt springt de halfling hem op de rug, dolk in hand. Hij begint te steken…
Ook de wyvern gaat in de aanval – het fladdert omhoog en een ijskoude wolk gutst uit zijn mond. Twee dwergen bevriezen terplekke en Barnabus raakt ook gewond bij deze aanval… alleen niet genoeg! Hij trekt een groot zwaard en stapt op Bar af.
Bar maakt ruimte voor het komend gevecht door links en rechts een dwerg neer te steken. “Kom op, baasje, laat zien hoe goed je kunt vechten!” Barnabus stelt hem niet teleur en maakt er een charge van. Hij probeert de glaive uit de weg te slaan maar moet een flinke klap incasseren voordat hij Bar binnen bereik krijgt. “Verrader!” roept Barnabus, en hij hakt stevig op Bar in! De klap komt hard aan en Bar moet zelfs een klein beetje bloed ophoesten. “Dat… voelde ik. Nu zal je boeten, baasje. Ik bewaar je baard om mijn pik af te vegen!”
Barnabus kijkt om zich heen. Links en rechts sterven zijn dwergen en de aanvallers veranderen allemaal in hun “echte” vormen. Achter de barbaar – nu een half-orc! – staat een priester in donkere plate. Deze heeft een symbool van Asmodeus om zijn nek! De dwerg weet weer een klap van de grote half-orc te weren maar voordat hij zelf in de aanval kan stapt de priester op hem af.
“In de naam van Asmodeus, jonge dwerg…” zijn de laatste woorden die hij hoort. Rook legt een roodgloeiende hand op het hoofd van Barnabus en waar het raakt openen grote wonden. De Chief Engineer zakt op zijn knieën en valt voorover in de sneeuw. Bar stapt over hem heen en spiest de laatste dwerg door de buik. Terwijl deze kermend doodbloedt veegt hij zijn speer aan Barnabus zijn baard. “Je bent mijn pik niet waard, baasje.”
|