Met wyvernjacht uitgesteld is er niet veel lol te beleven – tijd om voor vermaak te zorgen. Onyx schrijft een brief in een vrouwenhandschrift:
Geachte Kapitein Mott,
Blijkbaar weet u nog steeds niet dat uw vrouw een relatie heeft met Kapitein Eddarley. Iedereen weet dat. Ik kan het niet aanzien dat een heer zo wordt behandeld, maar om mijn eigen veiligheid kan ik mij niet bekend maken. Te zijner tijd zal ik mij belend maken met de woorden “Waar en getrouw”. Weet dat uw vrouw vanavond bezoek krijgt van de Kapitein…
Gegroet, A. Noniemus
In de vorm van een dienstmeisje zorgt hij ervoor dat de brief onder de deur van Mott gaat – die heeft vanavond weer dienst dus komt ‘ie het vast wel tegen.
Terug in de Lord’s Dalliance is het plannen smeden en onopvallend luisteren naar vermoeide soldaten die aan het lunchen zijn. Ze wilden even weg van Balentyne voordat ze weer dienst hebben. De ene heeft het over de dwergen – schijnbaar gaat het gerucht dat de dwergen dingen stelen. Een ander had dienst bij de Magister de enge Tacitus. Schijnbaar is hij de laatste tijd erg druk met iets in zijn toeren. Geen idee wat, maar “ze” zeggen dat hij iets onnatuurlijks vanuit het Noorden heeft laten komen.
’s Avonds na het eten is het tijd om Asmodeus te vragen om nieuwe spreuken, toegespitst op de geplande daden. De Heer levert alles waarnaar gevraagd is. Onyx houdt ’s avonds de dwergen een tijdje in de gaten, vooral de ‘stilste’ – om hem beter te kunnen spelen. En dan wachten maar…
Op een gegeven moment komt de teken dat ze beet hebben. De schoenenmaker wandelt binnen en gaat gelijk met Bellam Barhold praten – het schijnt dat Mott en Eddarley hebben geruzied, en Eddarley is uitgedaagd tot een duel de volgende ochtend! Sssssssshhhhh! Niet doorvertellen!
Zaterdag 27 november, Jaar 16 van het bewind van Koning Markadian V, genaamd de Dappere. Vroeg in de ochtend staan de Kapiteins Eddarley en Mott tegenover elkaar op het gras bij de kerk. Kapitein Mott vecht met een korte glaive terwijl Eddarley een longsword en schild gebruikt. Geen rapiers hier op de grens met het Noorden! Licère, Hai’A en Bar kijken van een redelijke afstand, samen met een tiental dorpelingen en zeker twintig soldaten. Het gevecht is hard en Hai’A schat de heren hoog in qua ervaring en techniek – hoger dan de party in ieder geval. Kapitein Mott valt als een berserker aan (hij heeft reden genoeg) en Kapitein Eddarley moet zich constant verdedigen, wachtend op het moment dat Mott vermoeid raakt. En dan, bij een bijzonder woeste aanval van de hoorndrager, glijdt Eddarley uit! Hij mist een parry en “Tjak!” Het hoofd van Kapitein Eddarley, samen met zijn lang, blond haar, ligt op het gras. Het kijkt even verbaasd voordat de ogen dichtgaan en van verderop begint een vrouw te gillen. Mott gooit zijn glaive op de grond en gaat zitten. Tien of vijftien minuten later komen een man of tien aan, samen met Sir Thomas en Pater Donnagin.
Mott krijgt de wind van voren omdat er al één kapitein mist en nu is hij nog één kwijt die het niet in zijn broek kon houden, en een derde omdat hij een kapitein van de Wachtmuur heeft gedood. Duelleren met de dood als gevolg is ook een halsmisdaad – het wordt een krijgsraad en snel. De andere torens mogen dit niet te snel horen of Balentyne wordt een lachertje in plaats van de beste van de beste. Één kapitein kwijtraken is jammer maar drie lijkt op nalatigheid en bij Mitra dat gaan ze Sir Thomas niet noemen!
Uitgepraat laat hij Mott inrekenen en het lijk van Eddarley … verzamelen. Iedereen gaat naar Balentyne. Vanavond komt er een krijgsraad en dat domme toneelstuk kan wachten.
Rondom middernacht wordt er op het raam geklopt. Kilkiletz, die af en toe de raven in de gaten hield, heeft er vier gevangen. Twee briefjes zijn bedoeld voor Branderscar Prison – geboorteplaats van de Negende Knoop – en de andere twee voor de hoofdstad. Op de brief voor de gevangenis staat dat ze Kapitein Mott kunnen verwachten – hij is veroordeeld tot de dood. Sinds Huis Darius aan de macht is, is duelleren een halsmisdaad en de straf is dood door onthoofding – wel toepasselijk!
De tweede brief is van Vader Donnagin aan de Kerk – er staat dat hij zich zorgen maakt en dat zijn divinaties wijzen op groot gevaar. Verder zijn er drie kapiteins in korte tijd uit de roulatie. Hij vraagt om een Inquisitor – voor de zekerheid. Donnagin geeft ook aan dat hij dit puur vanuit zijn eigen positie handelt. Wat Sir Thomas betreft is het gewoon schandelijk slechte timing en gebrek aan discipline onder de manschappen. Daar gaat hij verandering in brengen, en snel een paar topmannen bevorderen.
Zondag 28 november, Jaar 16 van het bewind van Koning Markadian V, genaamd de Dappere. Met een handvol undetectable alignments gaat de groep naar de kerk in Balentyne. De sfeer is net iets anders, maar iedereen zingt uit volle borst en bidt hard voor een succesvolle afloop. Bij het afscheid nemen pakt Rook zijn kans en gaat hij met Pater Donnagin praten. “Goh,” zegt ‘ie, “Ik zag iets raars zonet – het leek alsof een dwerg aan het sluipen was, bij de trap naar de muur.” Dat vindt Donnagin inderdaad heel vreemd, maar hij gaat er niet verder op in en biedt de volgende vertrekkende persoon een fijne dag.
’s Avonds is het toneel en de groep besluit om niets te doen. “Laat de boel even rusten voordat we weer toeslaan.” Onyx glipt naar binnen via de tunnel en doorzoekt de kamers van Varning en Eddarley. Die van Varney is bijna leeg (hij heeft ook een huis in het dorp). Onyx neemt wat waardevolle snufjes mee, zet een schilderij een beetje scheef en laat de deur op een kier. Hij laat ook wat kruimeltjes pijptabak op de vloer liggen, onder het schilderij.
Bij Eddarley laat hij de dure kleding hangen – toch veel te opvallend – maar achterin een kast is het wel raak. Eddarley heeft een heleboel liefdesbrieven van mw. Mott in een afgesloten houten doos bewaard. Hij krijgt rode oortjes van het lezen en bewaart ze voor een andere keer.
Maandag 29 november, Jaar 16 van het bewind van Koning Markadian V, genaamd de Dappere. Overdag is er over het toneelstuk gepraat door de helft van het dorp. Zij vonden het wel leuk, maar Sir Thomas blijkbaar niet. Hij stormde vroeg uit en ging naar zijn kamers, gevolgd door Pater Donnagin. Misschien was hadden ze de vrouwelijke hoofdrol toch een andere naam moeten geven...
Maandagavond komt Mama Guiseppe weer stoofpot maken. Ze heeft geen zin in "het jongetje" en verjaagt Onyx weer. In de vorm van een andere bediende mag hij dichterbij komen en binnen no time is de stoofpot vol arseen. De rest van de groep zijn op wacht buiten. voor het geval dat boodschappers naar het zuiden rijden. Kilkiletz is op ravendienst. Verder is de nacht rustig maar de volgende ochtend...
Dinsdag 30 november, Jaar 16 van het bewind van Koning Markadian V, genaamd de Dappere. De common room is in rep en roer wanneer de party 's ochtends naar beneden komt. De bediendes zijn al terug gestuurd van Balentyne - er is ziekte. Schijnbaar zijn er al drie of vier gesneuveld, alhoewel er een heleboel misselijk zijn. De priesters zijn druk met spreuken en het maken van tonics. Een tijdje later komt het bericht dat ook Mama Guiseppe overleden is - de ziekte kan ook in het dorp zijn!
|