Binnen no time zijn de STAPpers van Toen verleden tijd. Bij elke dood verdwijnen ze in een flits zonlicht. Rizzen had eentje geprobeerd te bewaren maar Licere zwaaide iets te hard met zijn negatieve energie. De vraag is of zijn laatste verzoek is blijven hangen... Momenten later verdween het lijk van de paladijn, die zich een Zoon van Balentyne had genoemd.
Met het gevaar geweerd loopt de spanning langzaam op, en dan is het tijd voor het laatste offer, bloed van de bloedlijn van de Victor, die Vetra-Kali zo'n zestig jaar geleden had verdreven. Met een boze flits explodeert de zegel, en uit het zwart gat dat overblijft klauwt een grote daemon zich omhoog. Hij kijkt rond en kraakt, "Za'Vo!" --- "I am."
Het wordt een zwartgevleugelde nachtmerrie, lang en uitgemergeld, twee keer zo lang als de mensen om zich heen. Zijn benen bogen achteruit, als een geit, en eindigde in gespleten hoeven. Zes armen ontspruiten aan zijn lijf - drie met wrede dolken waarvan een bruin vloeistof afdruipt. Zijn hoofd is schedelachtig, met een enkele hoorn en drie lege oogkassen die voor hem uitstaren.
"Mijn ogen," roept het daemoon. "Waar zijn mijn ogen?"
Rook stapt vooruit en houdt een edelsteen omhoog. Het gloeit groen op in de nabijzijn van Vetra-Kali. "Wij hebben ze."
"Geef ze aan mij!"
"Dat gaan we doen. Vetra-Kali, u bent bevrijd door de wil van Asmodeus. Eerst moet u beloven om geen aanbidder van Asmodeus kwaad te doen."
Vetra-Kali gromt, laag en langzaam. "Zo lang zij mij niets aandoen, of proberen. Dat zweer ik."
Rook kijkt rond, ziet wat opgehaalde schouders en knikkende hoofden. Hij knikt instemmend, en zet het Eye of Vigilance, het waakzaam oog, in de uitgereikte hand van het daemoon. Vetra-Kali slikt het in en het verschijnt snel daarna, felgloeiend, in het middelste oogkas.
Met een onmenselijke kreet vliegt Vetra-Kali over de hoofden van de groep en het landt middenin de ruimte. De klauwen reiken uit en scheuren de kelen van Hai'a zijn vrouwen door. Rook houdt zijn hand op Hai'A zijn borst, om hem tegen te houden. Vetra-Kali veegt het bloed over zijn lijf en draait terug naar het altaar. Hij loopt langzaam terug, en breekt nonchalant de nekken van de vrouwen die Rizzen klaar had liggen. Licère zet een hand op Rizzen zijn schouder en schudt zijn hoofd.
Vetra-Kali houdt een bloedige klauw voor zijn neus en geniet van de geur. Dan kraait hij in een hoge aasgierstem, "Het is goed om thuis te zijn."
Rook schraapt zijn keel, "Voor het tweede oog willen we de Tranen van Achlys."
Het hoofd draait naar Rook toe. "Mijn cadeau aan de wereld? Jullie willen het? Beloof je dat je het gaat verspreiden onder de stervelingen?"
"Dat is wel de bedoeling." zegt Rook. Het daemoon kakelt, en opent één hand. In zijn palm ligt een fles van ebbenzwart kristal. Rook neemt het voorzichtig aan en overhandigt het tweede Oog tegelijk. Ook deze wordt doorgeslikt, en vrij snel gloeit zijn rechter oogkas op.
"Voor het laatste oog eisen wij het volgende - dat u Asmodeus trouw dient voor de komende 666 weken." |